Simone Weimans: ‘Verborgen verleden is een cadeau’

Voor Verborgen verleden ging Journaal-presentatrice Simone Weimans in Suriname op zoek naar haar wortels. Ze leerde er wie ze is en waar ze precies vandaan komt.

Weimans kijkt meestal vooruit en niet terug. “Ook dat is een familieding. Mijn inmiddels overleden vader sprak zelden over het verleden. Op een gegeven moment werd hij ziek en dacht ik: nu komt het. Maar nee.”

Heb je door Verborgen verleden ontdekt waarom dat zo was?

“Mijn vader stamt af van de marrons, naar het binnenland gevluchte slaven van de plantages. Hij groeide op in het dorp Klaaskreek, maar oorspronkelijk komt zijn familie uit Ganzee. Door de bouw van de Brokopondo-stuwdam moesten ze in de jaren 50 van de vorige eeuw verhuizen; het gebied werd onder water gezet. Ik wist dat, maar kende de verhalen erachter niet. Wat was bijvoorbeeld de impact op de bewoners? Welke rol speelden mijn familieleden daarin? Ze moesten helemaal opnieuw beginnen. Ze wilden zich daarom niet bezighouden met de horror van het verleden, zoals de slavernij en het vertrek uit Ganzee. Nu ik dat weet, begrijp ik waarom hij zo weinig vertelde en bepaalde keuzes maakte. En waarom jezelf ontwikkelen en onderwijs zo belangrijk voor hem waren. Hij is niet voor niets onderwijzer geworden.”

Vond je moeder dat ook belangrijk?

“Ja, wat dat betreft pasten ze goed bij elkaar. Ze waren slimme, charmante mensen. Zij was maatschappelijk werker en groeide op in Paramaribo. Van haar familie wist ik vrijwel niets. Haar achternaam is Schotsborg; waar komt die vandaan? Ook dat is nu uitgezocht. Mijn ouders leerden elkaar in Rotterdam kennen, waar ze allebei rond 1965 naartoe waren gekomen om zich te ontwikkelen en te studeren. Uiteindelijk zijn ze uit elkaar gegaan; mijn vaders intentie was altijd om terug te gaan naar Suriname en het land te dienen. Dat deed hij op z’n zestigste, met zijn nieuwe vrouw. Mijn moeder koos ervoor hier te blijven met ons.”

Kijk je wel met plezier terug op het verleden?

“Ik had een heerlijke jeugd in Rotterdam en kom er nog graag, want ik heb er veel familie. In Amsterdam gaan wonen was voor mij gewoon praktischer, omdat ik daar studeerde en het dichter bij mijn werk in Hilversum is. Maar diep van binnen voel ik me nog altijd Rotterdammer. Mijn zus Marga en ik kregen er alle vrijheid. Als er een feestje was, moesten mijn vriendinnen om middernacht thuis zijn, maar meestal begon het dan pas écht. Mijn moeder vond dat geen probleem. Ze liet ons om 0.00 uur gaan en gaf geld mee voor de taxi terug. ‘Ik vertrouw erop dat jullie geen gekke dingen doen’, zei ze altijd.”

Het hele interview leest u in de Avrobode van week 8. Deze editie ligt nu in de winkel. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Tekst: Bram de Graaf