Gerdi Verbeet: ‘Het begrip kwam later’

In haar zes jaar als voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft Gerdi Verbeet de nadruk willen leggen op educatie van de jeugd. Ze zwaait volgende maand af en blikt nu alvast terug.

Waar hebt u in uw tijd als voorzitter de meeste nadruk op willen leggen?

“Educatie van de jeugd. Mijn generatie heeft de oorlogsgeschiedenis in flarden aangereikt gekregen door de herinneringen van ouders, hun vrienden of groot- ouders. Volgende generaties hebben dat niet. Terwijl juist die persoonlijke verhalen altijd de meeste indruk maken. Daarom is het Nationaal Comité heel actief met het organiseren van gastsprekers. Wij proberen te stimuleren dat kinderen de laatste ooggetuigen zelf kunnen horen. Er zijn ook verschillende projecten waarbij we de jeugd zelf laten nadenken over vrijheid en onvrijheid. Als voormalige juf vind ik natuurlijk dat je altijd een goed raamwerk van de geschiedenis nodig hebt. De feiten en cijfers moeten gewoon kloppen. Maar de emotie van het eigen verhaal – wat heeft iemand zelf meegemaakt, wat is er vroeger in jouw straat gebeurd? – daar kan niks boven.”

Welke rol speelde de oorlog in uw eigen jeugd?

“Ik ben geboren in 1951. Toen was de Tweede Wereld- oorlog natuurlijk nog geen geschiedenis. Het was bij wijze van spreken gisteren gebeurd. Er waren nog geen boeken of historische analyses over gemaakt. Als kind ving ik flarden op van gesprekken die ik niet kon plaatsen. Het begrip kwam pas later. Ik had een geschiedenisleraar die als jongen in een jappenkamp had gezeten. Daarover vertelde hij ons en vooral omdat je bij hem die emotie zag, maakte dat enorme indruk. Ik had ook een heel lieve Joodse buurvrouw, tante Johanna, die ondergedoken had gezeten en vrienden en familie had verloren. Maar zij zette haar angst en verdriet om in levenslust. Zij moet gedacht hebben: we leven nog, dat moeten we vieren. Zo’n bijzondere vrouw. Ook door haar verhalen begreep ik steeds beter wat er gebeurd was. Bepalend was ook een tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog die ik rond mijn veertiende op mijn middelbare school zag. Toen drong in volle gruwelijkheid tot me door wat er gebeurd was in de concentratiekampen. Sindsdien heeft het me altijd enorm beziggehouden. Maar ver daarvoor voelde ik de zwaarte van de oorlog zeker ook bij mijn ouders.”

Volgende maand zit uw termijn als voorzitter erop. Wat gaat u met alle vrijgekomen tijd doen?

“Ik denk dat ik nog wel een meter of twee aan boeken te gaan heb. Die heb ik in de laatste jaren gekregen of zelf gekocht uit pure gretigheid maar nog niet gelezen. Daar wil ik heel graag aan beginnen. En mijn man zei gisterenavond tegen me dat hij vond dat ik maar een boek moest gaan schrijven over mijn ervaringen en wat ik allemaal geleerd heb als Kamervoorzitter en als voorzitter van het Nationaal Comité.”

Het hele interview leest u in de Avrobode van week 18. Deze editie ligt nu in de winkel. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Tekst: Ernst Marx